Gevaren en risico’s
Bij het maken en verwerken van papier en karton worden in het algemeen gevaarlijke stoffen gebruikt. Ondanks het feit dat er continu gezocht wordt naar goede alternatieven, komen de volgende voorbeelden van gevaarlijke stoffen voor:
• Bij het bleken van pulp wordt vaak gebruik gemaakt van stoffen als waterstofperoxide, natronloog, waterglas of natriumdithioniet.
• Bij het ontinkten van oud papier wordt vaak gebruik gemaakt van waterstofperoxide, enzymen, oppervlakte actieve stoffen, vetzuren, natronloog (sterke base) en waterglas (base).
• Bij de papierproductie wordt gebruik gemaakt van o.a. biociden en antislijm middelen, basische kleurstoffen, polyelectrolieten, poly- aluminiumchloride, aluminiumsulfaat. Bij het coaten van papier worden formuleringen op basis van zetmeel, latex of polyvinylalcohol ingezet. Ook worden viltwasmiddelen gebruikt.
• Bij de waterbehandeling worden voor het maken van gedemineraliseerd water zoutzuur en natronloog gebruikt. Voor de afvalwaterbehandeling worden diverse vlokmiddelen en polyelectrolieten ingezet. In biologische zuiveringen wordt veelal fosforzuur en ureum gebruikt.
De insteek van deze catalogus is om schadelijke lange termijn effecten, veroorzaakt door het werken met gevaarlijke stoffen, uit te sluiten. Denk hierbij aan allergie of bijvoorbeeld teratogene of carcinogene effecten. Daarnaast worden, voor de volledigheid, ook de acute effecten van gevaarlijke stoffen behandeld. Dit is bijvoorbeeld verbranding van de huid of irritatie.
Tijdens het bedrukken van papier of folie (het productieproces) werken medewerkers met inkten, lijmen en was- en reinigingsmiddelen. Deze producten kunnen vluchtige organische oplosmiddelen bevatten zoals ethylacetaat, isopropylalcohol en ethanol. Arbocatalogus module ‘Organische Oplosmiddelen’ beschrijft de risico’s en oplossingen bij deze specifieke groep gevaarlijke stoffen. De module ‘Gevaarlijke Stoffen’ sluit hierop aan met een algemene benadering die geldt voor de overige gevaarlijke stoffen die in onze sector voorkomen.
Bij het bepalen van risico’s die het werken met gevaarlijke stoffen met zich meebrengt, moet in de eerste plaats duidelijk zijn wat de eigenschappen van de stof zelf zijn. Stoffen kunnen bijvoorbeeld giftig, sensibiliserend, mutageen, kankerverwekkend, bijtend, irriterend, of explosief zijn. Daarnaast is de blootstelling (tijdsduur waaraan iemand met gevaarlijke stof in contact komt) en de dosis (hoeveelheid gevaarlijke stof) waaraan men wordt blootgesteld van belang. Overigens speelt ook de individuele gevoeligheid een rol van betekenis.
Als het vrijwel onmogelijk is om met een stof in aanraking te komen, zoals in een gesloten systeem, dan is het blootstellingsrisico (en lange termijn effecten) in het algemeen laag. Er kunnen echter wel hoge acute risico’s zijn, zoals brand of explosierisico’s. Vandaar dat in deze catalogus aan beide soorten risico’s (acuut en lange termijn) aandacht wordt besteed.
Het werken met gevaarlijke stoffen in de PKGV sector brengt uiteenlopende risico’s met zich mee. In deze catalogus wordt aangegeven hoe deze risico’s opgespoord kunnen worden en welke beheersmaatregelen hierbij horen.