Oplossingen/aanpak

Besloten ruimten zijn ruimten die normaliter zijn afgesloten van de omgeving en betreden moeten worden voor werkzaamheden zoals inspecties, schoonmaak, onderhoud of reparaties. Besloten ruimten hoeven niet altijd afgesloten te zijn.

Voorbeelden van besloten ruimten zijn: tanks, vaten, riolen, kelders, putten, sleuven, kuipen en open vaten. Afgesloten machinesecties kunnen bovendien heet zijn, hetgeen atmosfeer en omgeving negatief kan beïnvloeden.

De risico’s worden niet bepaald door de ruimte, maar door de specifieke gevaren zoals verstikking, bedwelming of vergiftiging, brand en explosie, beklemming of stofexplosie. Dit kan het gevolg zijn van de specifieke kenmerken van de ruimte zelf óf door de combinatie met werkzaamheden die er plaatsvinden.

Hierbij kunnen één of meer van de volgende bijzondere omstandigheden van toepassing zijn:

  • Moeilijk toegankelijk
  • Weinig bewegingsruimte
  • Slecht te ventileren
  • Brandgevaar of (stof)explosiegevaar
  • Chemicaliën aanwezig (brandbaar of toxisch)
  • Bewegende of uitstekende (machine)delen
  • Aanwezigheid spanningsvoerende delen
  • Mogelijk zuurstoftekort
  • Moeilijk contact met de omgeving
  • Beperkte vluchtmogelijkheid

Hieronder wordt op de belangrijkste risico’s nader ingegaan.

Bedwelming of vergiftiging
Werknemers kunnen bedwelmd raken of vergiftigingsverschijnselen krijgen als ze worden blootgesteld aan gevaarlijke stoffen. Vaak treden de gezondheidseffecten door deze blootstelling meteen op, maar soms worden de effecten pas na enige tijd merkbaar. Gevaarlijke stoffen kunnen het lichaam binnenkomen via de longen (inademen), of via de mond als er tijdens het werk wordt gegeten of gedronken. Een aantal stoffen kan ook door de huid heen dringen.

Situaties in besloten ruimten waarbij gevaarlijke stoffen vrijkomen zijn:

  • werken met vluchtige stoffen, zoals bij schoonmaken of schilderen
  • autogeen en elektrisch lassen, snijden en branden. De gevolgen van de te hoge concentraties van dampen die hierbij vrijkomen zijn vaak pas later merkbaar
  • H2S (waterstofsulfide of zwavelwaterstof) vorming door rotting van zwavelhoudende organische stoffen zoals eiwitten
  • lekkage van leidingen die gevaarlijke stoffen bevatten.

Verstikking 
Onder normale omstandigheden bestaat de (droge) omgevingslucht voor 21 volumeprocent (vol.%) uit zuurstof. Hierbij kan normaal adem worden gehaald. Als de zuurstofconcentratie tot onder 18 vol.% daalt, ontstaat gevaar voor verstikking. Er kan dan een tekort aan zuurstof in de ruimte ontstaan, doordat de aanwezige zuurstof wordt verbruikt in chemische of biologische reacties, zoals bij roestvorming in stalen tanks, of bij las- en snijwerkzaamheden.

Een verlaagde zuurstofconcentratie wordt niet met de zintuigen waargenomen, waardoor dit vaak te laat wordt opgemerkt. Het slachtoffer raakt door licht zuurstofgebrek aanvankelijk in een roes, waardoor hij de gevaren niet onderkent. De zuurstofconcentratie mag in een besloten ruimte ook niet te hoog worden, o.a. vanwege brand- of explosiegevaar. Voor aanvang van de werkzaamheden en voordat andere metingen worden gedaan, dient de zuurstofconcentratie gemeten te worden.

Verwonding 
Op alle werkplekken, dus ook in besloten ruimten, bestaat gevaar voor verwonding door vallen, vallend gereedschap en materiaal of door bewegende machinedelen. De vaak ongelijke ondergrond in combinatie met weinig of geen verlichting zorgt voor extra risico’s. Het risico van vallen en gewond raken neemt toe als trappen, leuningen en vloeren vuil en glad zijn. Als gereedschappen en materialen niet worden opgeruimd neemt het struikelgevaar toe.

Ook weersomstandigheden zijn van invloed. Bij een hoge temperatuur verdampen gevaarlijke stoffen sneller en neemt de kans op brand of explosie toe. Andere factoren zijn windsnelheid, windrichting, hoge en lage luchtvochtigheid, onweer.

Brand- en explosierisico’s 
Brandrisico ontstaat als de combinatie: brandbare stof, zuurstof en ontstekingsbron aanwezig zijn. Om brand of explosies te voorkomen moet één van deze factoren weggenomen worden. Brandbare en explosieve stoffen die in besloten ruimten kunnen voorkomen zijn bijvoorbeeld verven, oplosmiddelen, (resten van) materialen en poetslappen.

Bij de volgende werkzaamheden kan brand of explosie optreden:

  • schilderwerk aan de binnenwanden. Door verdamping van het oplosmiddel uit de verf kan een explosief damp-luchtmengsel ontstaan. Bij roestige en dus poreuze wanden is dit gevaar extra groot omdat dergelijke wanden veel damp vasthouden. Deze damp komt vrij bij stijging van de temperatuur, bij het afkrabben van de roestlaag of bij het verwijderen van bezinksel of neerslag uit de ruimte.
  • lassen, snijden en branden. Hierbij ontstaan vonken die aanwezige materialen kunnen laten ontbranden of die als ontstekingsbron werken voor een brandbaar of explosief gas- of dampmengsel.
  • bij het gebruik van ondeugdelijke elektrische apparatuur.
  • rotten van papierpulp, waterzuiveringsinstallatie (H2S vorming).

Vonken kunnen in de volgende situaties voor explosies zorgen:

  • bij gebruik van defecte of onjuist ingestelde (snij)branders.
  • door vrijkomend gas of zuurstof uit niet goed afgesloten of lekkende gas- en zuurstofflessen.
  • bij oneigenlijk gebruik van zuurstof, bijvoorbeeld voor afkoeling van het lichaam, ventilatie of schoonmaakdoeleinden. De zuurstofconcentratie in de ruimte neemt dan toe.
  • door ontlading van statische elektriciteit. Ook hierbij kunnen vonken als ontstekingsbron functioneren.
  • Bij gebruik van verkeerd gereedschap.

Elektrocutie
Elektrocutie kan optreden door aanraking van voorwerpen die onder spanning staan. Elektrisch gereedschap en kabels kunnen onder spanning staan als deze beschadigd zijn, bijvoorbeeld door knellen. Bij het aanraken van beschadigde kabels kan een werknemer geëlektrocuteerd worden. Als de beschadigde kabels contact maken met metalen delen of wanden van de besloten ruimte kunnen deze ook onder spanning komen te staan.

Processtromen
Bij het werken in een besloten ruimte moet voorkomen worden dat vloeistoffen of gassen tijdens het verblijf in de ruimte kunnen toestromen. Toevoer van processtromen kan onverwachts op gang komen als niet goed afgesloten en geborgd is. Ook stromen zoals regenwater en grondwater kunnen hierbij een risico vormen.

 

Maatregelen

 

Maak een inventarisatie van alle aanwezige besloten ruimten 
Om de risico’s van besloten ruimten zichtbaar te maken, moet een inventarisatie worden uitgevoerd. Van alle ruimten binnen het bedrijf die aan hierboven genoemde kenmerken voldoen, wordt een lijst gemaakt waarbij per ruimte de specifieke veiligheids- en gezondheidsrisico’s worden aangegeven. Bijlage 1 Inventarisatie besloten ruimten is een voorbeeldlijst voor deze inventarisatie; in bijlage 2 is de lijst met potentiële gevaren besloten ruimten uitgewerkt. De risico’s kunnen worden beoordeeld met de risicobeoordelingmethode volgens Fine & Kinney (bijlage 3).

Aan de hand van deze inventarisatie kan worden besloten om de besloten ruimten in twee klassen (Klasse A en Klasse B) in te delen. Het doel van deze indeling is om de voorgeschreven maatregelen, die nodig zijn voor betreding van de ruimte, af te stemmen op de risico’s van de betreffende besloten ruimte.

Per klasse gelden de volgende maatregelen:

  • Klasse A: besloten ruimten met een hoog gevarenrisico. Hier moeten alle maatregelen worden toegepast. Voorbeelden zijn tanks en silo’s.
  • Klasse B: besloten ruimten waarvan het gevarenrisico bij betreden acceptabel is; hiervoor is een beperkte set maatregelen nodig. Voorbeeld: sommige kelders. Iedere besloten ruimte moet duidelijk gekenmerkt worden. Hierbij moet het nummer van de besloten ruimte vermeld worden, de betreffende klasse (A of B), en aanvullende bepalingen zoals een toegangsverbod en verwijzing naar procedure(s) voor het betreden van besloten ruimten. Verder worden werkzaamheden in besloten ruimten geregeld met werkvergunningen, een voorbeeld hiervan is bijgevoegd als bijlage 4: werkvergunningen.

Beoordeel risico’s en neem oorzaken weg 
Voordat het daadwerkelijk betreden van een besloten ruimte wordt voorbereid, moet een gedegen beoordeling van de risico’s plaatsvinden. Als risico’s geëlimineerd of verminderd kunnen worden door bijvoorbeeld een deel van de besloten ruimte te ontmantelen, een extra ingang of ruimere ventilatiemogelijkheden aan te brengen, spanningsvoerende delen, leidingen e.d. te verwijderen of om te leiden dan is dit wenselijk. Overwogen kan bovendien worden om specialistische werkzaamheden te laten uitvoeren door externen, die over alle benodigde kennis, ervaring en middelen beschikken.

Bedrijfshulpverlening en noodprocedure  
Ondanks alle maatregelen kan het voorkomen dat in een besloten ruimte een plotselinge noodsituatie zoals brand, explosie, vergiftiging, bedwelming of verstikking ontstaat. De bedrijfshulpverlening moet op zo’n situatie voorbereid zijn en beschikken over een noodprocedure, waarin staat welke technische en organisatorische maatregelen moeten worden getroffen, hoe de verantwoordelijkheden zijn verdeeld en wie welke taken heeft. Deze noodprocedure moet uiteraard rekening houden met de voorschriften die de (lokale) overheden in het kader van rampenbestrijding voor een dergelijke situatie hanteren. Zie ook bijlage 6: Redding uit besloten ruimten.