Bronmaatregelen
Een gestructureerde aanpak van PSA begint met een analyse van de huidige situatie. De omvang van het probleem, de kosten die hiermee gemoeid zijn, maar ook de manier waarop mensen binnen het bedrijf met elkaar om gaan zal hiervoor duidelijk moeten worden. Maar ook moet duidelijk worden om welke risicogroepen, risicofuncties / afdelingen het gaat. De te nemen corrigerende en preventieve maatregelen werken alleen goed als deze afgestemd zijn op de situatie en de cultuur binnen het bedrijf.
i. Technisch
Inventariseer de PSA risico’s
Met de periodieke Risico-Inventarisatie & -Evaluatie (RI&E) moeten alle arbeidsrisico’s, dus ook PSA risico’s, worden meegenomen. In de praktijk blijkt echter dat PSA in veel RI&E’s niet zijn ingericht om het onderwerp PSA volledig tot zijn recht te laten komen. Ook in de branche RI&E’s die door Kartoflex en door Vereniging Golfkarton worden gebruikt is dit het geval.
Om een goede inventarisatie van PSA te krijgen wordt aanbevolen om gebruik te maken van de beschikbare informatiebronnen, zoals:
• Gesprekken tussen leidinggevenden en medewerkers zoals functioneringsgesprekken en teamgesprekken
• Exitgesprekken
• Analyse van ziekteverzuimgegevens (met verzuimoorzaak)
• Signalen van de bedrijfsarts
• Verslagen van werkoverleg
• Meldingen van ongewenst gedrag, agressie en geweld, discriminatie
• Werkbelevings- of werknemerstevredenheidsonderzoek
Werkdruk risico’s kunnen ook worden geïnventariseerd door middel van vragenlijstonderzoek, zie bijlage 10 oplossingenboek.
ii. Organisatorisch
Bespreekbaar maken van PSA
Het bespreekbaar maken van PSA is een gezamenlijke taak binnen de organisatie. Medewerkers worden gestimuleerd om individuele klachten en problemen in eerste instantie met de leidinggevende te bespreken. Indien nodig kan vervolgens de verantwoordelijke manager of directeur ingeschakeld worden. Er kunnen redenen zijn waardoor de problemen niet met de leidinggevenden besproken kunnen worden, bijvoorbeeld bij ruzies tussen leidinggevende en medewerker, of specifieke persoonlijke problemen: dan kan de hulp ingeroepen worden van een collega, afdeling P&O of iemand van de vakbond. Voor uitzonderlijke gevallen moet het bedrijf een vertrouwenspersoon en klachtencommissie aanwijzen (binnen het bedrijf, maar het kan ook iemand zijn bijvoorbeeld bij de arbodienst) die voor de complexere problemen wordt ingezet.
PSA kan verder bespreekbaar gemaakt worden door in alle teams werkdruk en omgangsvormen regelmatig op de agenda te zetten. Daarvoor zijn verschillende werkvormen ontwikkeld, die zelfstandig te gebruiken zijn.
Werkgever stimuleert gewenst gedrag met gedragscode
De verantwoordelijkheid voor het opstellen en implementeren van een preventief beleid tegen ongewenst gedrag ligt bij de werkgever. Een gedragscode is een middel om gewenst en ongewenst gedrag op een voor iedereen herkenbare manier te bespreken en vast te leggen. Bovendien ontstaat er zo een duidelijk idee wat er onder bijvoorbeeld ‘respectvol omgaan met elkaar’ wordt verstaan, en wat men zoal ongewenst vindt van elkaar. Dan kan het na het vastleggen van de afspraken ook beter in de praktijk worden gebracht. De directie start deze discussie door eerst heel helder een aantal uitgangspunten neer te leggen met concrete normen met uitleg en voorbeelden. Daarover kan vervolgens het gesprek op gang worden gebracht. Uiteindelijk wordt de gedragscode vastgelegd en aan iedereen gegeven (of opgehangen). Een gedragscode verschilt per bedrijf. Bijlage 2 ‘Voorbeelden gedragscode’ kan helpen bij het opstellen van zo’n code voor het eigen bedrijf.
Het opstellen van een gedragscode is slechts het begin. Zorg er voor dat ook daarna de gedragscode blijft leven, bijv. door een eenmalige grote voorlichtingscampagne, werkoverleg te besteden aan de vraag hoe het gaat, er over te schrijven in het personeelsblad. Overigens is het voor het naleven van een gedragscode van groot belang dat ook de leiding (zowel directie als direct leidinggevenden) het goede voorbeeld geven!